Gesprek met Liesbeth Dillen, organisatieadviseur
‘She’ heet het bedrijf van Liesbeth Dillen. En haar site
opent met ‘Works with wo-men’. Dillen maakte deel uit van de top van IKEA
België, was verantwoordelijk voor 1200 man/vrouw personeel, vloog jarenlang
voor het Zweedse concern de wereld rond, was de golden girl van het bedrijf.
Toch koos zij op een gegeven moment voor een andere carrière. Nu traint zij de
leiders van de toekomst, adviseert bedrijven als IKEA, Volvo, Siemens, Danone,
Coca Cola, maar ook non-profitorganisaties als het Rode Kruis en Pink Ribbon.
En als het Belgische koningspaar een rondetafelgesprek belegt om adviezen in te
winnen over de burn-outepidemie zit Dillen aan tafel.
Hoewel haar cliëntèle voor ongeveer de helft uit mannen
bestaat, begint het gesprek bij een verschijnsel dat zich vooral bij moderne
vrouwen lijkt voor te doen: gejaagdheid. Uit het rapport Lekker vrij dat het
Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) publiceerde op Internationale Vrouwendag
2016 blijkt dat het vrouwen slechter lukt zich te ontspannen dan mannen. Ook
als ze vrij zijn blijven vrouwen het gevoel houden ‘in functie’ te zijn. ‘Ze
hebben vaker last van gejaagdheid en een gevoel van drukte.’[i]
Dillen herkent deze opmerkingen over gejaagdheid. Naar haar
idee wordt die vooral veroorzaakt doordat vrouwen verschillende rollen op zich
nemen, ‘waardoor eigenlijk continu het
knopje ON aanstaat’. Maar deze constatering is voor Dillen niet het begin van
een klaagzang over de rol van de vrouw in de moderne maatschappij. Integendeel.
Wie naar haar verhaal luistert, hoort een vitalistische lofzang op het moderne
leven, dat vrouwen, maar echt niet alleen vrouwen, een enorme vrijheid heeft
gebracht.
Dillen: ‘Mijn moeder was een typisch Nederlandse vrouw uit
de jaren zestig, die stopte met werken toen de kinderen kwamen. Eind jaren
zeventig overleed mijn vader op achtendertigjarige leeftijd. Dat overlijden
heeft me een elektroschok gegeven. Ik was zeventien, had een vriend die later
in de vliegtuigindustrie in Seattle wilde gaan werken. Ik zou mee, als partner
van. Toen stond daar mijn moeder: twee tienerdochters, geen inkomen. Voor mij
verbrijzelde op dat moment het Nederlandse model. Dat nooit. Onmiddellijk stond
vast: ik zal zorgen voor mijn eigen financiële onafhankelijkheid want die
bepaalt mijn vrijheid. De keuzes die ik maak, zo besloot ik, zullen in dienst
staan van die onafhankelijkheid.’
Die keuze zorgde voor gejaagdheid?
‘Nee, die zorgde voor rust in mijn hoofd. Ik wist wat ik
wilde, ik had een doel voor ogen.
Ik wist ook: om dat doel te bereiken moet ik fris, mentaal
scherp blijven. De rust die deze keuze mij in mijn hoofd gaf, had wel een
keerzijde, want ik stond mezelf nooit toe – nog steeds eigenlijk niet – om af
en toe volledig te ontspannen. IKEA vond dat ik fantastisch werk afleverde; ik
vond dat ik fantastisch bezig was.’
Rust in je hoofd maar niet in je lijf.
‘Net als de vrouwen waarover het rapport schrijft, stond ik ook permanent aan. Dat heeft voordelen. Deze vrouwen hebben een breed scala aan verbindingen: familiaire, sociale en collegiale verbindingen, met sterke netwerkcapaciteiten. Maar die verbindingen zorgen ook voor verantwoordelijkheden. Hierdoor houden zij constant een radar actief, die de omgeving afspeurt naar zaken die niet onder controle of zelfs onveilig zijn. Dat zorgt voor constante gejaagdheid, wat vaak leidt tot chronische stress.
“Net
als de vrouwen waarover het rapport schrijft, stond ik permanent aan”
In een artikel in Humo werden Arianne Huffington van de Huffington Post en ik geïnterviewd over de verhoogde risico’s voor vrouwen en burn-out. Zij stelt: “Vrouwen hebben nu eindelijk meer toegang tot posities met macht en geld maar we zijn te moe ervan te kunnen genieten, we branden de kaars aan beide kanten op.” Als ik die uitspraak tijdens speeches gebruik, krijg ik daar veel reacties van herkenning op.’
Wat doen vrouwen als ze dit merken?
‘Ze gaan nog harder werken, in plaats van efficiënter te
gaan werken door gerichtere keuzes te maken. Daardoor versnipperen ze zichzelf.
Uiteindelijk hebben ze het idee dat ze voor iedereen klaar staan, behalve voor
zichzelf. Energiek verwatert hun bestaan, en zij nemen nooit de tijd om te
oogsten.’
Oogsten in de zin van successen binnenhalen?
‘Het gaat me nu niet om eventuele successen, maar om wat in
de natuur op de oogst volgt: het herstelseizoen. Als de wilgen geknot worden,
lijken ze kaal en levenloos, maar onder het oppervlak vindt de voorbereiding
voor het nieuwe seizoen plaats.’
Wat betekent deze constatering voor jou?
‘Ik help cliënten, directieleden en management met het uit
stippelen van vernieuwend strategisch beleid dat “people positief” is en help
hen om als leidinggevende van de toekomst
juist die versnippering en gejaagdheid een halt toe te roepen.’
Ken je die ook uit je eigen leven?
‘Gejaagdheid lijkt iets negatiefs, maar het geeft ook een
heerlijk gevoel. Ik noemde mezelf destijds een adrenalinejunk, het was alsof ik
constant hardloopwedstrijden liep.’
Dat was in je IKEA-tijd.
‘In de jaren tachtig, negentig bestond het kader van IKEA
uit dertigers, veertigers, allemaal man, bijna allemaal Zweeds. Daar kwam ik
als jonge, Nederlandse vrouw tussen.’
Dan moet je vechten om geaccepteerd te raken.
‘Absoluut niet. Tot mijn verbazing nodigden ze mij voor veel
globale projecten uit. Ik werd gewaardeerd, al snel benoemd in
directiefuncties, voorgedragen voor internationale functies. En aangemoedigd
mijn visie te geven. “Breng je bevlogenheid mee”, zeiden ze. Die welwillende
houding gaf me een enorme kick.’
Tot je ontdekte dat je energie op was.
‘Dat is te rationeel gezegd. Ik heb altijd het gevoel gehad
dat ik zelf aan het stuur zat. Vraag is eerder: wie of wat is “zelf”? Ik leefde
volgens de Amerikaanse stelregel: mind over matter. Als je mentaal sterk bent,
kun je alles aan, totdat het lijf je hardhandig de weg verspert.’
Wat versta je onder mentaal?
‘Ik somde eindeloos redenen op die mij de argumenten gaven door te gaan. Maar toen het lijf mij een halt toeriep, bleken die redenen drogredenen te zijn. De mind kan veel, maar het is een illusie te denken dat wij gereduceerd kunnen worden tot een mindset. Media publiceren graag verhalen waaruit zou blijken dat dit wel zo zou zijn. Mindsetmania, noem ik dat.”
“Ik
somde eindeloos redenen op die mij argumenten gaven door te gaan”
Vertaald naar de terminologie van Gude betekent dit: met woorden, argumenten, definities hield Dillen zichzelf aan de gang, totdat de energie op was. Dat rationeel aan de gang houden is een zingevende activiteit, het hoort tot het zinrijke, Z3. Dat zinrijke leek de macht te hebben maar kwam bedrogen uit toen de energie op was. In dit boek definieert de sociologe Christien Brinkgreve het zinnelijke, het lichamelijke, Z1, als energie. Het zinnelijke, lijfelijke, Z1, blijkt soms meer invloed te hebben dan vermoed en gewild. Uit de interviews met Verhaeghe, Horstink en Brinkgreve kwam naar voren dat we zeker niet in elke situatie in staat zijn in volzinnen onze zingeving te kunnen vatten. Dat gaat eerder stamelend, of met hulp van anderen. Dillen voegt daar nog iets aan toe: zelfs als we met volzinnen in staat zijn onze zingeving te verwoorden, dan is een flinke dosis scepsis op z’n plaats: we blijken onszelf flink te kunnen bedotten. En wie is dan wie? In terminologie van Gude: Z3, het zinrijke, de ratio, probeert Z1, het lijfelijke, onder de duim te houden.
Hoe ontdekte je dat mind over matter een illusie is?
‘In deel 1 van dit boek citeer jij de Nederlandse advocaat
Theo Hiddema. Op de vraag waar hij het allemaal voor doet, antwoordt hij: “Het
is pure zelfbevrediging. Het gaat om je eigen ego. Dat kun je ijdel noemen.
Maar ik ben ervan overtuigd dat de ijdelste advocaten het beste kunnen pleiten.
Goed pleiten is voor mij een levensbehoefte.” Terecht schaar jij deze motivatie
onder de lijfelijke, zinnelijke variant van zingeving, Z1. Ik herken dit. Ik
heb een sterke lust for life. Wat ik aan het doen was, was ook ego-gedreven. Ik
was veertig en werd de golden girl van IKEA genoemd. Ik was de tweede man/vrouw
van IKEA België, het lag in de lijn der verwachtingen dat ik CEO van IKEA
Nederland zou worden. Dat zou betekenen dat ik verantwoordelijk zou worden voor
een miljard omzet per jaar, voor vijfduizend man/vrouw personeel. Die
perspectieven, die getallen voedden het egoduiveltje enorm.’
‘Uit het gesprek met Christien Brinkgreve herken ik de
nadruk die zij legt op energie. Behalve een lust for life en een lust voor
vrijheid heb ik ook een enorme lust om een footprint neer te zetten. Ik wilde
onder de Nederlandse kerktoren uit. Dat gebeurde, ik werd geliked over de hele
wereld. En bijna overal zat ik als enige vrouw aan tafel. Nu bepleiten
bedrijven diversiteit, toen was het bedrijfsleven een mannenwereld. Daardoor
begon ik me ook mannelijker te gedragen: ik droeg een zwart Max Mara-pak, in
Azië en de VS een zijden blouse, en in Europa een wit T-shirt – hier moet je
passen in de low profile-stijl van IKEA.’
Je citeert nu de sociologe Christien Brinkgreve. Zij heeft
bijna een burn-out gehad. Hetzelfde geldt voor jou, toch?
‘Het ligt iets anders. Ik was ziek geweest, bij het
wegsnijden van een vermoedelijke tumor is er een medische fout gemaakt waardoor
ik zeventig procent beperkt was met spreken en ademen. Specialisten spraken het
verdict uit dat ik levenslang gehandicapt zou blijven, nooit meer zou kunnen
werken. Dat kon niet, die lust voor het leven dreef me verder, deed me vechten.
Ik ben toen verder hersteld, ik heb nu nog dertig procent beperking. Dit heb ik
destijds nooit tegen IKEA gezegd. Als je in mind over matter gelooft en je bent
de golden girl, dan zet je je honderdvijftig procent in, terwijl zeventig
procent inzet het maximum zou zijn geweest.
Ik wilde ook niet om hulp vragen, zeker niet als alfavrouw.
In 1994 was ik moeder geworden, maar tussen 1994 en 2000 vloog ik constant de
hele wereld over. Ik was een werkende moeder die beoordeeld wenste te worden op
haar professionele bijdragen aan het bedrijf. Nu ik ziek was geweest, wilde ik
hoe dan ook voorkomen dat ik als vrouw alsnog op dat privéleven afgerekend zou
worden.’
‘Ik zat in een spiraal, was te passioneel en kende geen
angst voor mijzelf. Ik voelde de wind in de rug. Ik dacht: ik ga vlammen –
eigenlijk heb ik dat nu nog wel.’
Vlammen in een mannenwereld.
‘Christien Brinkgreve zegt dat zij zich niet wilde of kon
conformeren. Dan zou er iets in mij doodgaan, zegt ze. Ik ben me in de jaren
tachtig, negentig wel gaan conformeren: ik werd one of the boys. Met als gevolg
dat ook mijn denken white male hetero werd.
Toen ik veel buiten Europa kwam, me moest aanpassen aan
allerlei culturen, werd ik uit mijn “mannelijke” comfortzone gegooid. Dat heeft
me sociaal gezien verrijkt: ik kan nu net zo goed met het koninklijk echtpaar
aan tafel zitten om te brainstormen over burn-out, stress en de impact daarvan
op innovatie als een boeiend gesprek voeren met de cafédame bij IKEA.’
Toch switchte je uiteindelijk van baan, en zette in 2007 een
eigen advies- en organisatiebureau op, waarbij je volop gebruikmaakt van je
eigen ervaringen. Een van je speerpunten noem jij ‘innovatief strategisch werk’
en ‘leiderschap van morgen’. Naar jouw idee kun je die alleen bewerkstelligen
door te zorgen voor diversiteit en mentale frisheid in denken. Hoe kom je
daarbij?
‘Ik werk met multinationals, creatieve bedrijven,
non-profitorganisaties, van grote farmareuzen tot TV en mediabedrijven. Bij al
die bedrijven praten we over het “nieuwe normaal”, de nieuwe economie, over
innovatief denken, modern participatief leiderschap, en om te voorkomen dat
organisaties hierin belemmerd worden door te veel stress en burn-out.
Degenen die uitvallen vormen het topje van de ijsberg. Onder
dat topje lijdt gemiddeld dertig tot veertig procent van de leidinggevenden van
organisaties aan chronische stress. Dat kost bedrijven vandaag twaalf tot
vijftien procent aan efficiëntie. Maar wat me het meest zorgen baart is dat chronische
stress de openheid voor een nieuwe denkwijze verkleint.
In onze netwerkmaatschappij is die openheid essentieel voor
de broodnodige fundamentele innovatie van producten en van
samenwerkingsmodellen tussen het bedrijfsleven, consumenten, universiteiten en
experts. We werken vandaag, maar morgen nog veel meer, in een hyperdiverse,
globale en lokale economie of maatschappij, waar veel meer met deze diverse
actoren samengewerkt gaat worden dan vroeger.’
Even voor de duidelijkheid, die chronische stress is een
fysieke reactie. Als we praten over chronische stress als een
zingevingsprobleem dan hebben we het over de lijfelijke variant hiervan, het
zinnelijke, Z1.
‘Ja. Wie onder stress komt te staan, heeft drie mogelijkheden om te reageren: fight, freeze, flee – sorry voor het Engels, maar ik werk in het Engels. Een ouderwetse alfaleider zal nooit vluchten. Die gaat vechten en zal zijn organisatie juist nog autoritairder gaan leiden. Dat zorgt voor management by fear en boort de autonomie en creativiteit van zijn team volledig de grond in. Stress beperkt ook het oplossingsgericht denken, waardoor mensen zich blijven focussen op problemen. Daarnaast verlamt een subcultuur van angst een organisatie. Ik vind dat zo’n verspilling van talent en tijd!
“Stress
beperkt het oplossingsgericht denken, waardoor mensen zich blijven focussen op
problemen”
Zeker tijdens de crisis van afgelopen jaren is er een
rigide, autocratische leidersstijl ontstaan, die wordt verpakt in een modern
jasje dat we peptalk noemen. Doordat de alfaleider gelijkgestemden om zich heen
verzamelt, ontstaat er een consensuscultuur van vechtersbazen die elkaar
oppeppen om hogere resultaten te behalen. Naar andere visies wordt niet
geluisterd, sterker nog, ze worden onmiddellijk tot negatief bestempeld. Je
moest positief zijn en positief wil zeggen: my way or the highway.
Die manier van leidinggeven heeft ertoe geleid dat fouten
jarenlang afgedekt werden – denk aan het recente Volkswagenschandaal. Zuurstof
en autonomie zijn cruciaal om een klimaat te laten ontstaan waar geleerd wordt
uit de fouten die nu eenmaal noodzakelijkerwijs in organisaties gemaakt worden.
Komt nog bij dat door de crisis de laatste jaren veel
financieel directeuren CEO zijn geworden. Met als gevolg dat de focus van die
bedrijven helemaal op efficiëntie is komen te liggen. Dat is goed maar te
eenzijdig, want daardoor ontstaat er binnen de organisatie geen cultuur waarin
aandacht wordt besteed aan een nieuwe, frisse manier van denken.
Chronische stress zorgt ervoor dat mensen een tunnelvisie
ontwikkelen – dat geldt voor jonge vrouwen, die zich altijd opgejaagd voelen,
maar net zo goed voor de alfaleider die managet by fear. Deze tunnelvisie kan
worden weergegeven met één zin: “Get me out of here, at any cost.” Die houding
is extreem kortetermijn- en symptoomgericht: brandjes moeten geblust worden,
maar er is geen aandacht voor de brandhaard. Door de chronische stress hebben
we geen tijd, zin of mentale frisheid om structureel veranderingen aan te
brengen.’
We stuiten nu voor de tweede keer in dit gesprek op de
dominantie van het zinnelijke. Je stelde vast dat ‘Mind over matter’ een
overschatte slogan is, omdat de matters toch vaak wat meer invloed hebben dan
wij wensen. En nu zorgt de fysieke reactie van chronische stress ervoor dat wij
ons rationeel beperken; onder druk van het zinnelijke, wordt het zinrijke
gereduceerd tot ‘Get me out of here’, met alle gevolgen van dien.
‘We zitten in een tunnel, we moeten naar het licht, dus we
gaan rechtdoor. Wie in een tunnel zit, lukt het niet 360 graden in de rondte te
kijken. Wat is er nu aan de hand? Daar, recht voor me uit. In de wereld. In ons
bedrijf. Met onze medewerkers. Met onze cultuur. Met onze doelstellingen. Met
onze werkprocessen. Met onze prioriteiten. De sterke gerichtheid op de korte
termijn zorgt voor stimuli die verslavend werken, en kortetermijnsuccessen
voeden adrenalinejunks.
Deze korte termijn maximaliseert het profijt voor
aandeelhouders, volgens het adagium van de Amerikaanse econoom Milton Friedman.
Het gevolg daarvan is dat je ouderwetse ‘hard selling’ krijgt. Daar knappen
werknemers en consumenten steeds vaker op af. Zij willen zich kunnen herkennen
in het “Waarom?” van het bedrijf waar ze werken, of waarvan ze producten kopen.
Wat is de visie, de missie, wat zijn de waarden? In de terminologie van Gude:
wat is het zinvolle?’
Wat betekent dit voor het bedrijfsleven?
‘Hoewel bedrijven weten dat in de nieuwe economie
verandering de enige constante is, en zij grote veranderingen moeten
doorvoeren, zorgt de tunnelvisie ervoor dat noodzakelijke innovatie wordt
teruggebracht tot business as usual met her en der een kleine verbetering. We
houden nog te veel vast aan de rationale economie van de afgelopen
vijfentwintig jaar, gericht op winstmaximalisatie, gericht op de korte termijn.
Als je nadenkt over missie, visie, waarden praat je ook over duurzaamheid, en wat
duurzaam is, is per definitie lange termijn.’
Wat zijn de consequenties van deze veranderingen voor de
leidinggevenden?
‘Als het zinvolle toonaangevend wordt, zullen business
formats, werkprocessen en leiderschapsstijl radicaal moeten veranderen.
Ik volg hierin de Business School Insead, die stelt dat
efficiëntie in bedrijven alleen verbetert als de leidinggevenden van de
toekomst een hoog EQ, emotionele intelligentie, hebben.’
Hoe komen ze daaraan?
‘Emotioneel vaardig kun je blijken door de manier waarop je
je uitdrukt, je expressie, door zelfkennis, en door emphatisch vermogen.
Leidinggevenden met deze kwaliteiten kunnen erin slagen hun teams te
inspireren, samen een missie te formuleren, waarin waarden tot uitdrukking
worden gebracht die door allen gedeeld worden. Vertrouwen en transparantie zijn
daarbij essentieel.’
Kom je die kwaliteiten of deugden tegen in het
bedrijfsleven?
‘Ja. Toch wel, ondanks de nog heersende kortetermijnvisie. De te gretige aandeelhoudersmentaliteit heeft ervoor gezorgd dat een steeds groter deel van het top- en midmanagement meer wil dan alleen profit.’
“De
sterke gerichtheid op de korte termijn en het maximaliseren van
aandeelhouderswaarde zorgt voor stimuli die verslavend werken”
Wat willen ze dan?
‘Ik hield een spreekbeurt op een congres voor duizend
bankiers. Zij schaamden zich voor het onethische risicogedrag van hun
werkgever. Sterker nog, tegen vrienden en familie durfden zij niet meer te
vertellen dat zij in het bankwezen werken. Die houding vond ik typerend. Zij
hebben behoefte aan zinvol werk, gericht op duurzame doelen op de lange
termijn.’
Weg met de alfaleider die zich alleen op kortetermijnsuccessen
richt.
‘Dat is te kort door de bocht. De alfaleider is
autocratisch, competitief en kan commercieel veel voor elkaar krijgen. Maar
bedrijven werken steeds meer samen met verschillende afdelingen, externe
partners. De nieuwe leidinggevende moet vertrouwen winnen van al deze partijen.
Dat is iets anders dan winst maken. In een netwerkmaatschappij kan jouw
reputatie virtueel door derden gemaakt en gebroken worden. Wikileaks, Panama
Papers, bank-, voedsel- en farmaschadalen laten enerzijds zien hoe groot de
drang naar transparantie en vertrouwen is, en tonen anderzijds hoe groot de
publieke macht is, wanneer dit vertrouwen geschonden wordt. Iedereen weet: het
lek zit vaak intern. De macht ligt steeds minder bij de top van een bedrijf,
maar ergens anders in het bedrijf of in de markt.’
Hoe moet het bedrijfsleven op deze verandering reageren?
‘Bedrijven doen er goed aan de oude vorm van leiderschap te
combineren met een meritocratisch leiderschap, waarbij de meest getalenteerde
de meeste invloed heeft. Als talent gewaardeerd wordt, zorgt dit ervoor dat
werknemers zich zonder angst uitspreken en profileren, waardoor er eerder
opmerkelijke veranderingen en productverbeteringen tot stand worden gebracht.’
Toch nog even terug naar die kortetermijnmaatregelen. In The
Washington Post stelde Paul Polman, de CEO van Unilever, dat maar dertig
procent van de mensen gelukkig is op zijn werk. Polman wijt het gebrek aan
geluk van werknemers namelijk aan het feit dat ‘de waarden die werknemers
binnen hun gezin hanteren niet stroken met de waarden die op het werk worden
verkondigd’. Sluit dat niet aan bij wat je hier zegt?
‘Zeker. Ik heb
drieëntwintig jaar bij IKEA gewerkt, ben gevormd door de IKEA-manier van
leidinggeven, die de Scandinavische, humanistische werkwijze combineert met een
efficiënte en resultaatgerichte aanpak. Meestal zie je dat bedrijven die op een
humanistische manier worden geleid niet rendabel zijn, en bedrijven die extreem
resultaatgericht zijn, zich weinig bekommeren om het personeel. Een bedrijf als
IKEA probeert van beide benaderingen de vruchten te plukken.
Zij combineren People, Planet met Profit, omdat winst weer
middelen geeft voor duurzame langetermijninvesteringen. Die formule werkt. IKEA
werkt nadrukkelijk aan de ‘People’, voor het personeel en voor de consument.
Hun missie: “To create a better every day life for the many people.” Deze
missie staat bol van zingeving, in de betekenis van zinvol.In april 2016 heb ik
geholpen een strategie te bepalen voor de opening van IKEA in India in 2018.
Dit land, dat bij de digitalisering een aantal stappen oversloeg, heeft in
vergelijking met Europa een enorme drang naar economische en maatschappelijke
vooruitgang. IKEA stelt zich nu de vraag of ze betekenis kan hebben voor de
sloppenwijken, voor de opkomende middenklasse; of het bedrijf banen en
opleidingen kan creëren voor de laag geschoolden.
Ik heb de laatste jaren een aantal keer gewerkt met de
Zweedse hoogleraar gezondheidswetenschappen Hans Rôsling – volgens Times een
van de meest invloedrijke personen wereldwijd. Hij gaf mij veel inzicht in de
veranderende verhoudingen tussen de wereldmachten, en de verouderde
West-Europese perceptie over groei-economieën. Hans Rôsling daagt leiders uit
het Westen uit om hun kennis met zinvolheid te combineren. Dat zie je nu bij
steeds meer bedrijven gebeuren. In mei 2016 hield ik in Bilbao een lezing voor
HR-directeuren, die allen gericht waren op een ‘purpose-driven future’;
zingeving, in de betekenis van zinvol, komt bedrijven binnensijpelen als drijfkracht
voor verandering.
Klassieke bedrijfstaal is “return on investment”: wat levert
onze investering ons op, in termen van financiële criteria? Wat ik bij IKEA al
heb geleerd, en nu ook toepas bij mijn cliënten is: “return on society”. Wat
draagt het bedrijf bij aan de maatschappij? Return on investment is
kortetermijngericht, vaak gestuurd door de malle molen van beurs, aandelen en
bonussen. Return on society is op de lange termijn gericht, stelt de vraag
centraal wat het product of de dienst de maatschappij uiteindelijk oplevert.’
‘Het consultancybedrijf Bain & Company maakte onlangs
onderzoeksresultaten bekend, waarin hard wordt gemaakt dat een hoog salaris en
andere financiële secundaire arbeidsvoorwaarden niet langer doorslaggevend is
voor de inzet van managers. Ze zetten alleen die extra mile als ze zich
herkennen in de visie, waarden en normen van het bedrijf en product waar voor
ze werken. Happy is the new rich – een spreuk volledig gebaseerd op het
zinvolle van Gude.’
Je noemt nu een ontwikkeling waarin zinvolheid steeds
belangrijker wordt. Maar het lijkt nog een marginaal verschijnsel in de huidige
economie.
‘Zeker. Oude bedrijfsstructuren, waarbij aandelen en
bonussen een rol spelen, vertragen deze omslag.’
En als die zinvolheid een rol speelt, is het dan meer dan
window dressing?
‘In veel organisaties is er aandacht voor missies, waarden
en normen. Ze zijn vervat in mooie woorden en posters die lang niet altijd het
DNA van het bedrijf representeren. Je zou kunnen zeggen: het bedrijf doet al
wel aan zingeving in de betekenis van zinrijk; ze vervatten in woorden,
definities wat de opdracht, de taak van het bedrijf is. Maar in een
crisissituatie blijft er van die mooie woorden tot nu toe soms weinig meer
over. De kortetermijnvisie wordt op zo’n moment weer maatgevend, wat betekent
dat de afdeling verkoop, de gerichtheid op de winst op de korte termijn,
opnieuw allesbepalend wordt.
Deze discrepantie tussen de uitgangspunten en de werkvloer ondermijnt de geloofwaardigheid van het bedrijf en doet afbreuk aan de vertrouwensrelatie tussen management en personeel. Dit is ook wat Polman bedoelt, als hij spreekt over het verschil tussen waarden op het bedrijf en thuis.’
“Zingeving
in de betekenis van zinvol komt bedrijven binnensijpelen als drijfkracht voor
verandering”
Hoe je vertrouwen kunt afbreken begrijp ik nu. Hoe kun je,
op basis van zinvolheid, vertrouwen opbouwen?
‘Bij Volvo maakt veiligheid een belangrijk onderdeel uit van
hun missie. Veiligheid is al decennia de drijfveer van het bedrijf, en zorgt
voor bevlogenheid onder het personeel. Ooit was Volvo uitvinder van de
driepuntsgordel, waarop het bedrijf een patent had kunnen aanvragen. Dat heeft
Volvo bewust niet gedaan. Motivatie: Volvo wist dat de driepuntsgordel levens
kon redden. Die wetenschap wilde het bedrijf delen met andere autobouwers. Zo
bouw je als merk, op basis van zinvolheid, vertrouwen op, en toon je dat je
missie geen holle retoriek is.
Uit ervaring blijkt dat Volvo een voorloper was en dat het
tegenwoordig vooral start-ups, kleine en de middelgrote bedrijven zijn die
makkelijker de omslag maken naar zinvol werk. Zij ontdekken dat werknemers
gedreven raken als zij achter de waarden en de missie van het bedrijf staan.
Daardoor nemen deze bedrijven de human claims serieus, trekken vervolgens
gemotiveerd toptalent aan, en maken sneller een einde aan de klassieke
bedrijfsvoering.
Tijdens spreekbeurten vraag ik aanwezigen vaak hoeveel
procent van hun talent gebruikt wordt. “Vijftig”, antwoorden ze. Ze schrikken
van hun eigen antwoord en zeggen daarna vlug: “Nee, toch wel zeventig”. “Laat
die politiek correcte reactie maar weg”, antwoord ik dan. De aanwezigen komen
er meestal op uit dat niet meer dan vijftig procent van hun talenten benut
wordt. Als je het idee hebt dat je talenten niet benut worden, ondergraaft dat
je gevoel van autonomie, en oogst je ook geen erkenning voor je bijdrage. Om
humanistisch, innovatief sterke ideeën van de grond te krijgen, heb je een
ander soort management nodig. Alfaleiders zullen vaker innovatieve ideeën
afromen en afkappen omdat ze willen voorkomen dat het midmanagement aan de top
laat zien welke problemen er op de werkvloer zijn. Elk probleem wordt
gladgestreken, waardoor werkelijke vernieuwingen uitblijven.’
Hoe kan het anders? Hoe kan de zinvolheid wel een
belangrijke rol gaan spelen bij de zingeving van bedrijven?
‘Het klinkt misschien gek, maar dat gebeurt deels vanzelf.
De nieuwe economie is eerder een netwerkeconomie dan een kenniseconomie. Die
netwerkeconomie is gericht op gedeelde kennis, niet meer op het idee “Kennis is
macht”, waarbij die kennis dus exclusief gehouden worden. Producten behoren
steeds minder exclusief toe aan één bedrijf, er ontstaat co-owning; zoals er
vroeger co-ouderschap bestond, zo krijgen we nu steeds meer co-eigenschap,
co-creatie, co-operatie. Dat betekent het einde van vaste teams van collega’s
die aangestuurd worden door een vaste chef. Er ontstaan dwarsverbanden tussen
verschillende afdelingen. Dat heeft grote consequenties voor het top-downmodel
dat twintigste-eeuwse bedrijven domineerde, waarbij de
white-male-hetero-cultuur maatgevend was.’
Onderlinge concurrentie wordt vervangen door coöperatie?
‘We hebben onszelf decennialang voorgehouden dat we op de
chimpansee lijken, een soort waarbij een sterk hiërarchische structuur de groep
bepaalt. Terwijl de primatoloog Frans de Waal ons heeft laten zien dat we veel
sterker lijken op een andere primaat: de bonobo, die niet inzet op concurrentie
maar op coöperatie en verbinding. Hier zet ook niet het mannetje de toon maar
het vrouwtje – misschien helpt dat.
Vrouwen zijn extra sterk in het onderhouden van sociale
netwerkrelaties en zetten duurzame lange termijn win-winoplossingen voorop. Bij
conflicten zorgt de bonobo ervoor dat de sociale interactie intensiveert. De
alfaleider is erg competitief, doet het tegenovergestelde, sluit de persoon die
de schuld krijgt van het conflict uit, voedt het wij-tegen-zijverhaal, dat
steeds minder blijkt te werken.’
We hebben behoefte aan toename van contact?
“Als
het management er niet in slaagt personeel en klanten te raken, worden ze
afgeschaft. Denk aan bedrijven als Kodak en Nokia, zij evolueerden niet mee”
‘Bij het oude werken, gericht op het maken van winst, was
het puur rationele economisch en financieel denken het belangrijkst. Allemaal
zaken gericht op het hoofd, en dus op de ratio. Binnen de zingeving: het oude
werken richtte zich compleet op het zinrijke, het definiëren van het werk, en
het formuleren van taken en opdrachten. De economie die ik nu zie ontstaan, is
sterk gericht op commitment, op de vraag hoe je mensen geëngageerd krijgt. Dat
is een vraag voor het hart en voor de handen. Als het management van de
toekomst er niet in slaagt personeel en cliënten te raken, worden ze
afgeschaft. Denk aan bedrijven als Kodak en Nokia, zij evolueerden niet mee.’
Wat hebben de handen hiermee te maken?
‘Met handen bedoel ik de operationele middelen die het
management werknemers geeft om hun taken uit te voeren. Hoe kan een klant
ervaren dat een bedrijf zich om zijn/haar tijdgebruik bekommert als de
IT-werknemers zich vervelen en drie keer hetzelfde doen? Waarderen je klanten
je organisatie niet, dan is de kans groot dat je personeel dat nog minder doet.
Een organisatie op zich is niets, je personeel maakt een organisatie tot wat
het is. En kan dat breken.’
Worden jouw adviezen hierover opgepikt?
‘Ja. Er is nu veel onzekerheid. Op basis van economische
groeimodellen konden managers vroeger lieflijk arrogant op adviezen reageren,
en ze vervolgens geruisloos in een bureaulade laten verdwijnen. Nu is er sprake
van disruptie in de concurrentiemodellen: twintig jaar geleden beconcurreerden
winkels elkaar, toen stond daar ineens Amazon. Concurrentie kan nu van alle
kanten komen. The untouchables blijken snel marktaandeel te kunnen verliezen.’
Dat maakt jouw wereld spannender.
‘Ja, ik vind dat heerlijk. Ik ben allergisch voor
arrogantie. Deze disruptie houdt een organisatie fris, het stimuleert ze om
niet langer alleen vóór hun klanten te werken maar ook mét hun klanten. Een
nieuw product, zeg ik vaak, of een nieuwe dienst ontwikkel je niet vanuit je
directiekamer, maar dat doe je samen met mensen van de werkvloer en samen met
je cliënten. Die co-creatie werkt niet alleen intern, maar vooral ook tussen
bedrijf en klanten.’
In de ontwikkeling die Dillen beschrijft spelen de vier Z-ten van Gude een grote rol. Zonder trek gebeurt er niets zei Gude. Dat gaat over het zinnelijke, Z1. Als klanten geen zin in een dienst/ product hebben, zal er van co-creatie geen sprake zijn. Zal er ook geen energie ontstaan. Als bedrijven geen aandacht steken in het schone of het mooie, het zintuiglijke, Z2, maakt dat het samenwerken minder aantrekkelijk. Maar wil je tot succesvolle co-creatie komen, dan moet je veel aandacht besteden aan de formulering van je product of dienst: wie doet wat waarom samen, en hoe gaan we dat doen? Dit betreft het zinrijke, Z3. En je moet beiden achter de doelstelling, Z4, van de dienst/ het product staan. Zingeving, in de vierdeling van Gude, speelt bij deze nieuwe werkwijze een veel grotere rol dan bij de oude productiewijze.
Wat je hierboven stelt is van toepassing op de
manager/werkgever. Nu de werknemer. Volgens psychoanalyticus Paul Verhaeghe is
bij zingeving voor de werknemer het begrip autonomie belangrijk. Hij zegt in dit
boek: ‘Doordat werknemers steeds minder een heel product afleveren, en er
steeds minder aan de inventiviteit van de werknemers wordt overgelaten, zijn ze
ook niet goed in staat te verwoorden wat ze doen. Dat is een enorm verlies aan
zingeving. Ik denk dat het belangrijk is stamelend, opnieuw leren te verwoorden
wat jouw taak zou kunnen zijn.’
Dillen: ‘Daar heeft Verhaeghe gelijk in. Maar er komt nog
iets bij. Het verhaal dat Verhaeghe vertelt zou nog grotendeels kunnen slaan op
de ouderwetse arbeidsdeling, waarbij de werknemer een steeds kleiner
onderdeeltje van een product maakt. In de economie van de toekomst speelt nog
iets anders: co-verantwoordelijkheid wordt er steeds belangrijker. Deze
afdelingoverstijgende samenwerking, waar ik helemaal niet negatief tegenover
sta, vindt plaats met freelancers en andere medewerkers in een grotendeels
virtuele wereld. Deze ontwikkeling zorgt ervoor dat het eigen terrein van de
werknemer niet per se kleiner wordt maar wel steeds onduidelijker. In zo’n werkklimaat
is de behoefte aan positieve feedback veel groter dan in een omgeving waar een
arbeider een duidelijk omschreven taak heeft.’
Kan een manager dit één keer per jaar in een
functioneringsgesprek doen?
‘Dat is veel te weinig. Autonomie, het gevoel gewaardeerd te
worden, en inspraak te hebben bij de uitvoering van het beleid worden enorm
belangrijk. Dat is bijna een doorlopend proces. Het doet me denken aan een
anekdote uit de ruimtevaart. In de jaren zestig bezocht een van de Amerikaanse
presidenten een NASA-kantoor. Hij vroeg aan een van de aanwezige
schoonmaaksters: “Wat doe jij hier?” Zij antwoordde: “I help men going to the
moon”.
Het idee dat iedereen iets bijdraagt aan het doel van de
onderneming is sterk zingevend, in de betekenis van zinvol. Ik noemde Volvo al
eerder. Samen met het personeel zijn we de doelstelling van het bedrijf voor de
komende jaren aan het formuleren. De slogan luidt: in 2020 mag er in een Volvo
personenauto of vrachtwagen geen dode meer vallen. Met zo’n uitgangspunt kun je
het thema veiligheid opnieuw concreet maken, waardoor iedereen eraan bij kan
dragen. Ook de schoonmaakster, die ervoor zorgt dat de ruimte schoon blijft,
zodat er geen stofjes in de machines komen, die voor fabrieksfouten, en dus
later voor levensgevaarlijke situaties op de weg zorgen.’
We hebben het nu uitvoerig over de zinvolheid van werk. Of
je achter je doelen staat. Zijn er verschillen tussen persoonlijke doelen,
zoals jij die had toen je financiële vrijheid als doel stelde, en de doelen van
het bedrijf?
‘De doelen van het bedrijf zou ik de hogere doelen willen
noemen.’
Dan nog even terug naar je persoonlijke doelen. Kun je die
vinden door met een vriend in de kroeg gaan zitten en een bierviltje vol
schrijven?
‘Neem er een derde, frisse partner bij, die kritische vragen
kan stellen. Dat heb ik zelf ook gedaan, toen ik wegging bij IKEA. Als topvrouw
is duidelijk waar je voor staat, en de deuren gaan vanzelf open. Nu moest ik
onderzoeken wat mijn identiteit, mijn waarden, mijn doelen waren, zonder die
kwalificatie van topvrouw. En daarbij moest ik ook mijn zelfbeperkende ideeën
onderzoeken.’
Wat zijn zelfbeperkende ideeën?
‘Bijvoorbeeld kleine onzekerheden, in de loop der jaren opgeblazen tot grote barrières die voor oogkleppen hebben gezorgd. Vroeger sprak je over een carrièreladder, je ging recht omhoog. De nieuwe economie zal klimrekcarrières opleveren: stapje omhoog, stapje naar de zijkant. Na vijf jaar werken een jaar leren, een jaar voor iemand zorgen, daarna nieuw, ander werk.’
“Bij
het ‘oude werken’, gericht op het maken van winst, was het puur rationele
economisch en financieel denken het belangrijkst. Allemaal zaken gericht op het
hoofd, en dus op de ratio”
Het is niet eenvoudig op zo’n klimrek te leren balanceren.
‘Je moet op drie manieren fit zijn. Fysiek fit, je moet je
spieren trainen. Je moet mentaal fit zijn, dat noem ik ook wel spiritueel fit.’
Spiritueel vind ik een glibberig woord.
‘Ik versta er een vraag- en denkproces onder, waardoor je te
weten moet komen waar je als persoon voor staat en waarbij je moet weten trouw
te blijven aan jezelf. Lukt dat, dan kan je juist flexibel met veranderingen in
het werk om gaan. Anders krijg je een “bed-and-breakfast-in-Frankrijkverhaal”.
Die lijkt deel uit te maken van een klimrekcarrière, maar is meestal niet meer
dan een heerlijke ontsnappingsdroom eindigend in een nachtmerrie.
Buiten dat moet je, ten derde, financieel fit zijn. Als je
financieel overbelast bent door een te zware hypotheek, neem je nooit de juiste
keuzes.’
Fysiek, mentaal en financieel fit – hebben die drie F-en
raakvlakken met de Z-ten van Gude?
‘Zeker. We zijn geneigd het bij het vraag- en denkproces te
laten, bij het zinrijke, Z3, van Gude. Maar als je daar in blijft steken, raak
je het contact met de aarde kwijt. Het contact met de aarde noem ik het fysiek
fitte. Daar kun je yoga bij gebruiken, mindfulness, maar ook sporten of
wandelen in de natuur.’
Als je het hebt over financieel fit, praat je dan ook over
het doel van je werk, financiële vrijheid bereiken, gezin onderhouden?
‘Zoals ik vertelde was dat vanuit mijn jeugd mijn
oorspronkelijke drijfveer. Het is er een die we onderschatten. Door economisch
onzekere omstandigheden, en een afbrokkelende verzorgingsstaat, ontstaat er bij
velen chronische stress die ertoe leidt dat angst de drijfveer van hun bestaan
wordt. En angst zorgt ervoor dat je kleine obstakels uitvergroot tot grote
belemmeringen, die elke verandering blokkeren. Angst lijkt in eerste instantie
tot actie aan te sporen maar werkt uiteindelijk verlammend, en werkt een
burn-out in de hand.’
In een tijd van economische onzekerheid lijken me die hogere
doelen uiteindelijk toch ondergeschikt aan de persoonlijke doelen, zoals
financiële vrijheid.
‘Dat is nog maar de vraag. In een bedrijf georganiseerd
volgens de oude hiërarchische top-downstructuur zorgt een beter
bedrijfsresultaat meestal voor meer bonussen voor de top. Waarom zou een
toekomstige werknemer zich hiervoor inzetten, als hij niet deelt in de
bonussen, en ook nog eens weet dat er bij een slecht bedrijfsresultaat
onmiddellijk op de werkvloer bezuinigd wordt, waardoor zijn positie op de tocht
staat? Voor dat doel zal een werknemer niet meer harder gaan lopen. Jarenlange
trouw van werkgever aan werknemer, en andersom, is niet langer de norm en niet
meer het lijmmiddel tussen die twee relaties, zoals in de twintigste eeuw.
Werk je daarentegen volgens de Semcowerkwijze waarbij je
zelf veel meer inspraak hebt in de hogere doelen van de onderneming –
bijvoorbeeld die veiligheid bij Volvo – dan versterk je de betrokkenheid bij
het bedrijf. Ik denk dat in onze tijd zinvolheid steeds belangrijker wordt,
ongeacht de economische onzekerheid.’
We hebben het nu gehad over de zingeving voor managers/bedrijfsleiders
in de nieuwe economie, en over zingeving voor de werknemer van de toekomst. Dit
doet de vraag opborrelen of die veranderende zingeving ook sterk samenhangt met
een veranderende samenleving.
‘Daar zijn we ons gewoonlijk te weinig van bewust.
Decennialang zijn we gericht geweest op consumeren. Zolang we maar consumeerden
zou de economie blijven groeien en daarmee onze welvaart stijgen. De
groeimantra.
De inzichten over de maatschappij en de planeet zijn nu aan
het veranderen. We moeten andere keuzes maken. Dat zie ik vooral bij de
generatie Y, geboren tussen 1981 en 2000. Misschien hebben hun ouders wel meer
welvaart, maar uiteindelijk levert het ze hartaanvallen, maagzweren, stress,
scheidingen op, en hebben ze te weinig tijd met hun kinderen gehad. Ik vind dat
deze generatie bewust zinvolle keuzes maakt.
Ook het feit dat we langer door moeten of willen werken
zorgt ervoor dat zinvolheid steeds belangrijker wordt. Werkgevers kunnen hierop
inspelen, door talent niet te laten versloffen als ze de 45 gepasseerd zijn
maar te blijven investeren in opleiding. In onze veranderende maatschappij is
een grote nood aan social skills.’
Pratend over deze moderne sociale vaardigheden komt het
oorspronkelijke vertrekpunt van Dillens organisatie weer ter sprake: vrouwen.
Want naar haar idee kunnen vrouwen bij het inzetten van sociale vaardigheden in
een bedrijf een sterke rol spelen.
´We zijn connected, verbonden, met de hele wereld, maar
tegelijkertijd is er nog nooit zo veel eenzaamheid geweest. De digitalisering
heeft een tegenpool nodig. Ik denk dat vrouwen die goed kunnen bieden. In
spreekbeurten noem ik dat vaak: digital meets human. Dat wordt binnen bedrijven
ook steeds belangrijker. Neem een helpdesk. Als een klant eindeloos geprobeerd
heeft digitaal iets voor elkaar te krijgen, en uiteindelijk wanhopig een
helpdesk belt, moet die hulp van hoge kwaliteit zijn, anders is het bedrijf de
klant kwijt. Naarmate er minder menselijk contact is, zal dat contact wat
overblijft van hogere kwaliteit moeten zijn.
Er wordt nu nog een groot potentieel onbenut gelaten:
vrouwen hebben sterke capaciteiten om bruggen te slaan tussen verschillende
groepen. Die capaciteit gebruiken ze privé heel sterk, maar wordt op de
werkvloer onbenut gelaten. Die kan worden aangesproken, om relaties tussen
steeds veranderende collega’s goed te houden, maar ook met steeds veranderende
cliënten, met cliënten die mee-creëren.
Vrouwen zouden een grotere rol kunnen spelen bij de
zingeving van en in het nodige innovatief denken over onze toekomst.´
[i]
Trouw, 8 maart 2016.