“We jeu de boulen met zo’n achttien spelers van tussen de zeventig en de dood.”
Jan, gaan we weer?’ Ik kijk op m’n horloge, ja, we hebben al twintig minuten pauze. Ik fluit op mijn scheidsrechtersfluitje. We drinken onze laatste slok, zetten de glazen op het dienblad en jeu-de- boulen nog drie kwartier.